Blijf op de hoogte van het laatste ontslagnieuws
Ontvang maandelijks een update van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van arbeidsrecht en ontslag.
Meld je hier aan
18 februari 2013 door Maarten van Gelderen
Onderdeel van de kantonrechtersformule is een zogenaamde anticumulatiebepaling die met name voor oudere werknemers leidt tot een aftopping van de ontslagvergoeding. Deze anticumulatiebepaling regelt dat een ontslagvergoeding in principe nooit meer kan bedragen dan de verwachte inkomstenderving van de werknemer tot aan de redelijkerwijs te verwachten pensioendatum.
Een voorbeeld.
Een werknemer van 64 jaar wordt na een dienstverband van ruim 30 jaar wegens een reorganisatie ontslagen. Op basis van de kantonrechtersformule zou een ontslagvergoeding ruim 130.000 euro bedragen. De werknemer verdient ongeveer 3.000 euro bruto per maand inclusief vakantietoeslag. Normaal gesproken zou de werknemer nog twaalf maanden moeten worden tot aan zijn pensioendatum.
Na ontslag komt de werknemer in aanmerking voor een WW-uitkering van 70% van het laatstgenoten inkomen (voor dit voorbeeld laat ik gemakshalve de hogere WW-uitkering gedurende de eerste twee maanden buiten beschouwing). Aan WW ontvangt de werknemer gedurende deze twaalf maanden dus ongeveer 25.200 euro bruto. Door het ontslag leidt deze werknemer een financieel verlies van 36.000 euro minus 25.200 euro = 10.800 euro bruto.
Zou de rechter aan deze werknemer daadwerkelijk een ontslagvergoeding van 130.000 euro bruto toekennen, dan ontstaat een situatie waarbij de werknemer beter af is in vergelijking met de situatie dat hij normaal in dienst zou zijn gebleven. Door toepassing van de anticumulatiebepaling kan deze werknemer in principe slechts aanspraak maken op een ontslagvergoeding van 10.800 euro bruto.
Tot zover de gebruikelijke gang van zaken. Des te opmerkelijker was de uitspraak van de kantonrechter in Groningen die oordeelde dat de anticumulatiebepaling wat hem betreft in strijd is met de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij Arbeid (WGBL).
Anticumulatiebepaling discriminerend?
Volgens deze rechter zou de anticumulatiebepaling discriminerend werken voor oudere werknemers en dus buiten toepassing moeten blijven. In deze zaak oordeelde de rechter dan ook dat de werknemer geen recht had op een ontslagvergoeding van 207.000 euro (zoals de werkgever bereid was te betalen), maar op een ontslagvergoeding van ruim 240.000 euro.
Hoewel deze uitspraak met name goed nieuws lijkt voor oudere werknemers met lange dienstverbanden, is het maar zeer de vraag of deze beslissing navolging zal krijgen. De anticumulatiebepaling is nu juist onderdeel van het document waarin de kantonrechtersformule beschreven staat en maakt als zodanig onderdeel uit van wat in vaktaal “de aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters” wordt genoemd.
Bovendien vloeit uit de WGBL niet voort dat er nooit onderscheid gemaakt zou kunnen worden tussen groepen werknemers. Als er sprake is van een “objectief gerechtvaardigd onderscheid door een legitiem doel en de middelen van het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn” dan is het maken van (leeftijds)onderscheid wel toegestaan.
Het feit dat een werknemer zonder toepassing van de anticumulatiebepaling in een betere financiële positie zou komen te verkeren dan zonder het ontslag, zal naar verwachting voor veel rechters tot de conclusie leiden dat de anticumulatiebepaling juist onverkort moet worden toegepast.
Blijf op de hoogte van het laatste ontslagnieuws
Ontvang maandelijks een update van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van arbeidsrecht en ontslag.
Meld je hier aan
Blijf op de hoogte van het laatste ontslagnieuws
Ontvang maandelijks een update van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van arbeidsrecht en ontslag.
Meld je hier aan