Blijf op de hoogte van het laatste ontslagnieuws
Ontvang maandelijks een update van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van arbeidsrecht en ontslag.
Meld je hier aan
2 maart 2016 door Maarten van Gelderen
De rechtbank Midden-Nederland heeft onlangs in een uitspraak bepaald dat een werkgever in de arbeidsovereenkomst of in een personeelsgids mag overeenkomen dat een werknemer tijdens ziekte geen bovenwettelijk vakantiedagen opbouwt.
De uitspraak was het gevolg van een arbeidsgeschil tussen een IT-consultancy bedrijf en een van haar managers. Deze manager was langdurig arbeidsongeschikt geraakt, maar had gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid geen vakantiedagen opgenomen.
Toen het dienstverband uiteindelijk eindigde stelde de werkgever zich op het standpunt dat (het grootste deel van) de wettelijke vakantiedagen inmiddels vervallen waren. Op grond van artikel 7:640a BW komen niet-opgenomen wettelijke vakantiedagen immers te vervallen op 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarin de vakantiedagen zijn opgebouwd.
De werknemer beriep zich op de uitzondering op deze hoofdregel omdat hij naar eigen zeggen redelijkerwijs niet in staat was geweest om deze vakantiedagen op te nemen. Volgens de werknemer was hij feitelijk niet in staat geweest om tijdens zijn ziekte vakantiedagen op te nemen uit angst voor de negatieve gevolgen hiervan op het tussen partijen ontstane arbeidsgeschil. Een brief van de psycholoog van de werknemer bevestigde dit standpunt.
De rechter ging niet in de argumentatie van de werknemer mee. Volgens de rechter gaat het bij een beroep op de uitzondering van het vervallen van de wettelijke vakantiedagen om een situatie waarbij de werknemer geen re-integratieverplichtingen zijn opgelegd. De brief van de psycholoog van de werknemer was volgens de rechter onvoldoende om aan te nemen dat de werknemer redelijkerwijze niet in staat zou moeten zijn om vakantiedagen op te nemen.
Kortom, de claim van de werknemer om uitbetaling van een flink aantal wettelijke vakantiedagen werd afgewezen. Maar de werknemer claimde daarnaast ook nog uitbetaling van een aantal bovenwettelijke vakantiedagen. Met betrekking tot deze bovenwettelijke vakantiedagen had de werkgever in een arbeidsvoorwaardengids het volgende opgenomen:
“De arbeidsongeschikte werknemer bouwt voorts bovenwettelijke vakantiedagen op over het tijdvak van de laatste zes maanden waarin wegens arbeidsongeschiktheid geen arbeid werd verricht.”
De werkgever had de opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen bij arbeidsongeschiktheid contractueel dus beperkt tot de laatste zes maanden van de arbeidsongeschiktheid. Volgens de werknemer was deze contractuele bepaling ongeldig.
Maar ook op dit punt trok de werknemer aan het kortste eind. Volgens de rechter mogen werkgever en werknemer in een arbeidsovereenkomst (of in een arbeidsvoorwaardengids) afspreken dat er bij ziekte geen of slechts gedeeltelijk bovenwettelijke vakantiedagen worden opgebouwd. De wettelijke bepaling die regelt dat een werknemer gedurende de volledige periode van zijn arbeidsongeschiktheid recht houdt op opbouw van vakantiedagen ziet immers alleen op de wettelijke vakantiedagen.
Blijf op de hoogte van het laatste ontslagnieuws
Ontvang maandelijks een update van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van arbeidsrecht en ontslag.
Meld je hier aan
Blijf op de hoogte van het laatste ontslagnieuws
Ontvang maandelijks een update van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van arbeidsrecht en ontslag.
Meld je hier aan