Blijf op de hoogte van het laatste ontslagnieuws
Ontvang maandelijks een update van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van arbeidsrecht en ontslag.
Meld je hier aan
17 november 2014 door Maarten van Gelderen
Op 1 januari 2015 treedt het eerste deel van de Wet werk en zekerheid (WWZ) in werking en krijgen werkgevers die werken met tijdelijke arbeidscontracten verplicht te maken met het fenomeen aanzeggen. Wat is aanzeggen precies en wat zijn de gevolgen voor de praktijk?
Aanzeggen is in feite niets anders dan de verplichting van de werkgever om zijn werknemers met een tijdelijk arbeidscontract schriftelijk te informeren over de wens van de werkgever om dit contract wel of niet te verlengen. Deze aanzegging moet uiterlijk een (1) maand voor de einddatum van het arbeidscontract hebben plaatsgevonden.
De regering probeert er met deze maatregel voor te zorgen dat een werknemer met een tijdelijk contract eerder weet of hij op zoek moet naar een andere baan.
De aanzegverplichting geldt alleen voor de werkgever. Een werknemer met een tijdelijk contract is dus niet verplicht om de werkgever voor de einddatum (schriftelijk) te laten weten of hij het contract wil verlengen. Verder is de werkgever verplicht om, als hij de wens heeft om het contract te verlengen, in de schriftelijk aanzegging aan te geven onder welke arbeidsvoorwaarden. De aanzegverplichting geldt bovendien alleen voor tijdelijke arbeidscontracten van zes maanden of langer.
Ja. In de toelichting op het wetsartikel over aanzeggen geeft de regering aan dat onder schriftelijke aanzegging ook een aanzegging per e-mail wordt verstaan. Gelijktijdig raadt de regering werkgevers aan om de aanzegging per aangetekende post te versturen omdat een werkgever moet kunnen bewijzen dat hij (tijdig) heeft aangezegd.
Een werkgever die dus per e-mail aanzegt doet er verstandig aan om de werknemer aan wie het e-mailbericht gericht is, te vragen om een ontvangstbevestiging van de aanzegging.
Daar lijkt het wel op. Tijdens de behandeling van de Wet werk en zekerheid (WWZ) in de Eerste Kamer merkte minister Asscher over de aanzegverplichting onder meer het volgende op:
“Partijen die ervan overtuigd zijn dat de aanzegtermijn standaard zou worden in de arbeidsovereenkomst, wil ik meegeven dat dit ook kan betekenen dat werknemers tijdig en misschien zelfs ontijdig zullen omzien naar ander werk en dat een te lichtvaardig gebruik dus ook in het nadeel kan uitpakken van de werkgever die een werknemer juist had willen behouden en het contract had willen verlengen. Het kan dus beide kanten opgaan.”
Volgens de minister van SZW is het voor een werkgever dus niet slim om standaard een dergelijke bepaling op te nemen in het arbeidscontract (want daarmee zou de werkgever het risico lopen dat de werknemer al weer snel op zoek gaat naar een andere baan), maar het is kennelijk wel toegestaan.
Ook de wettekst zelf lijkt de mogelijkheid van een aanzegbepaling in de arbeidsovereenkomst niet uit te sluiten. De wet bepaalt namelijk alleen dat de werknemer minimaal een (1) maand voor de einddatum schriftelijk geïnformeerd moet worden over de wens van de werkgever om het contract wel of niet te verlengen. Maar hoe deze schriftelijke mededeling moet worden vormgegeven, daarover regelt de wet niets.
De aanzegverplichting geldt alleen voor arbeidsovereenkomsten van bepaalde tijd met een looptijd van zes maanden of langer. Er geldt (dus) geen aanzegverplichting voor:
Ook geldt er geen aanzegverplichting voor kortlopende tijdelijke arbeidscontracten die bij elkaar opgeteld zes maanden of langer lopen. Een werkgever die dus achter elkaar twee tijdelijke arbeidscontracten van drie maanden met een werknemer is aangegaan, hoeft ook het tweede contract niet aan te zeggen.
De sanctie op het niet nakomen van de aanzegverplichting is het betalen van een vergoeding door de werkgever aan de werknemer ter grootte van een (1) maand loon. Als de werkgever wel heeft aangezegd, maar te laat, is hij een vergoeding naar rato verschuldigd.
De regering heeft aangegeven dat de loonbestanddelen van de zogenaamde B-factor uit de kantonrechtersformule gelijk zijn aan de loonbestanddelen die meetellen voor de berekening van de aanzegvergoeding. Dit betekent in feite dat alle vaste looncomponenten moeten worden meegenomen, dus het basisloon, vakantietoeslag, eventuele 13e maand, een eventuele vaste ploegentoeslag en een eventuele structurele overwerkvergoeding.
Minister Asscher heeft overigens aangekondigd nog vóór 1 januari 2015 dit loonbegrip nader te specificeren.
Ja, de aanzegvergoeding wordt fiscaal beschouwd als “loon uit vroegere dienstbetrekking”. Dit houdt in dat de werkgever over de aanzegvergoeding loonbelasting zal moeten inhouden.
Een werknemer moet binnen twee maanden na het einde van de (verlengde) arbeidsovereenkomst een beroep doen op overtreding van de aanzegverplichting door de werkgever. Als de werkgever vervolgens niet vrijwillig betaalt, zal de werknemer nog steeds binnen diezelfde periode van twee maanden een verzoekschrift moet indienen bij de bevoegde kantonrechter.
Deze termijn van twee maanden is een zogenaamde vervaltermijn en kan (dus) niet gestuit worden. Als deze termijn dus verstreken is zonder dat de werknemer een verzoekschrift bij de kantonrechter heeft ingediend, vervalt de mogelijkheid voor de werknemer om de aanzegvergoeding op te eisen.
Tip!
Voorbeeldbrief om aanzegvergoeding te claimen. Als je werkgever niet of niet tijdig heeft aangezegd, kan je met deze voorbeeldbrief een aanzegvergoeding claimen.
Blijf op de hoogte van het laatste ontslagnieuws
Ontvang maandelijks een update van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van arbeidsrecht en ontslag.
Meld je hier aan
Blijf op de hoogte van het laatste ontslagnieuws
Ontvang maandelijks een update van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van arbeidsrecht en ontslag.
Meld je hier aan